hoog gras
daarachter de lucht
groene sprieten en ik
samen op een kleed
het motiefje van de bank
genadeloos zuigt het me op
als ik me overgeef
regen
dikke druppels liften mee
via mijn wenkbrauwen
naar het geultje van mijn bovenlip
zomaar een vrouw
bij zomaar een bus
haar enkel grijpt me
vaal geworden inkt
een ode aan haar moe
de tranen in haar ogen
wellend
tot mijn hart overstroomt
dat korte moment van twijfel
in de ogen van dondert niet wie
breekpunt in een blik
de bal in het net
snoeihard of lafjes
met zachte zweem toeval
onverwacht geluk
binnenkant paal
en een fractie van ’n leven is het goed